De Afrikaanse Serval

                                                                                                                                   De Afrikaanse Serval                                                          

De Serval is een middelgrote katachtige met zeer lange poten (relatief de langste poten van alle katachtigen), een kort staartje, lange nek en een kleine kop met grote, afgeronde oren en een korte snuit. De vacht is geelbruin van kleur, met een onregelmatige tekening van zwarte strepen en vlekken. De onderzijde is vuilwit van kleur. De korte staart is afwisselend zwart en geelbruin geringd. De achterzijde van de oren zijn zwart, met een duidelijke witte vlek in het midden.

Hij heeft een kop-romplengte van 67 tot 100 centimeter. De staart is 24 tot 35 centimeter. Mannetjes zijn groter dan vrouwtjes. Mannetjes wegen 10 tot 18 kilogram (gemiddeld 13 kilogram), vrouwtjes wegen 6 tot 12,5 kilogram (gemiddeld 11 kilogram).

Hij leeft voornamelijk in gebieden met hoger gras. Hij komt voor in het grootste deel van Afrika ten zuiden van de Sahara (met uitzondering van de dichte regenwouden en zeer droge woestijnen) en in Noordwest-Afrika.

Zijn dieet bestaat uit kleine zoogdieren (tot de grootte van een haas), hagedissen, slangen, vogels en insecten. Soms worden ook  jonge antilopen bejaagd. De belangrijkste prooi zijn muizen, die hij door zijn uitstekende gehoor tussen het hoge gras of onder de grond weet te vinden. Met zijn lange poten kan hij over het hoge gras kijken.

Heeft hij eenmaal een prooi gevonden, bespringt hij het dier met een snelle sprong. Ondergrondse prooi wordt opgegraven of uit hun hol getrokken met de lange voorpoten. Ook kan hij vogels met een sprong uit de lucht kan grijpen. De gevangen prooi wordt kaalgeplukt. Delen van grotere prooidieren worden ondergronds opgeslagen.

De serval is een solitaire soort. Hij leeft in een klein territorium die wordt verdedigd tegen andere servals. Het omliggende gebied (tot 30 kmĀ²) wordt echter gedeeld met andere servals. Het territorium wordt afgebakend met urine. Bij ontmoetingen tussen servals knikken de dieren hun kop op en neer. Vaak maken de servals zich hierbij zeer groot door op de tenen te gaan staan, met gekromde rug. Bij agressie maakt het dier grommende en blaffende geluiden en haalt hij uit met zijn klauwen. Als schuilplaats dient een ondergronds hol, een ruimte tussen rotsen of dichte vegetatie.

De serval wordt meestal dertien tot twintig jaar oud.

Maak jouw eigen website met JouwWeb